Indicatoren van het Observatorium

Perinataliteit

Op deze pagina vindt u de perinatale gezondheidsindicatoren voor de inwoners van Brussel voor de periode 1998-2021. De indicatoren hebben onder meer betrekking op het aantal geboorten, het geboortecijfer, de verschillende componenten van de foeto-infantiele sterfte, de frequentie van vroeggeboorte, laag geboortegewicht, meerlingen en keizersneden. Geboorten/bevallingen worden ook geanalyseerd op basis van verschillende kenmerken van de moeder/ouders, zoals nationaliteit, gezinstoestand of het aantal ouders in het huishouden dat een arbeidsinkomen heeft op het moment van de bevalling.

Deze cijfers hebben betrekking op geboorten (levend- en doodgeboren) die plaatsvonden in België en waarvan de moeder op het moment van de bevalling in het Brussels Gewest woonde. De tabellen voor de verschillende indicatoren gaan vergezeld van een grafiek en metadata.

In 2021 werden 16 306 Brusselse geboorten (levend- en doodgeboren) geregistreerd, waaronder 94 doodgeborenen en 16 212 levendgeborenen. 

Het ruwe geboortecijfer (aantal levendgeborenen per 1 000 inwoners) steeg lichtjes tussen 2000[1] en 2010 (van 15,3 naar 17,4), daalde vervolgens geleidelijk tot 2020 (13,4) en stabiliseerde uiteindelijk (13,3 in 2021).

De foeto-infantiele sterfte (aantal doodgeborenen en sterfgevallen van levendgeboren baby's voor 365 levensdagen per 1 000 levend- en doodgeborenen) is stabiel gebleven over de periode 2008[2]-2021, met een cijfer van 10,1 in 2008 en 8,2 in 2021.

Ook de frequentie van vroeggeboorten, laag geboortegewicht en meerlingengeboorten is over het geheel genomen stabiel gebleven in de periode 2000-2021.

Bepaalde andere indicatoren vertonen wel een evolutie : het gebruik van keizersneden en de leeftijd van de moeder ten tijde van de bevalling zijn bijvoorbeeld beide in de loop der tijd toegenomen. Het aandeel keizersneden, dat in 2000 15,4 % bedroeg, is gestegen tot 19,8 % in 2021. Wat leeftijd betreft, waren twee van de drie vrouwen die in 2021 bevielen 30 jaar of ouder (66,0 %). In 2000 was dit 46,9 %. 

Wat de nationaliteit betreft, is het percentage moeders met een niet-Belgische nationaliteit op het moment van de bevalling ook gestegen, van 46,9 % in 2000 tot 53,3 % in 2021. Wat de gezinstoestand betreft, is het percentage alleenstaande moeders op het moment van de bevalling eveneens gestegen (15,4% in 2000 tegenover 21,0% in 2021).


[1] De hier gerapporteerde trend neemt 2000 als eerste referentiejaar omdat voor de jaren 1998 en 1999 de Brusselse geboorten in Wallonië (levend- en doodgeborenen) niet konden worden opgenomen.

[2] De vergelijking voor foeto-infantiele sterfte wordt gemaakt ten opzichte van 2008, toen er veranderingen plaatsvonden in de praktijken voor het aangeven van geboorten vóór 26 weken zwangerschap. Dit leidde tot een toename van het aantal geregistreerde doodgeboorten. Voor meer informatie over dit onderwerp, zie: Notas van het Observatorium nr1: Perinatale Sterfte Brussel.

Op deze pagina

  • Geboorten
  • Mortaliteit
  • Morbiditeit
  • Multiculturaliteit
  • Sociale ongelijkheden
  • Bronnen

A. Geboorten

B. Mortaliteit

C. Morbiditeit

D. Multiculturaliteit

E. Sociale ongelijkheden

Bronnen

De statistische geboorteformulieren en de overlijdensformulieren van kinderen jonger dan 1 jaar of doodgeborenen vormen de belangrijkste gegevensbron. Kind & Gezin en Office de la Naissance et de l'Enfance (ONE) beschikken ook over gegevens omtrent de perinatale periode.