Hoewel ze altijd hebben bestaan, is de frequentie waarmee veel van die ziekten voorkomen veranderd.
De toename van zoönosen in de afgelopen jaren heeft verschillende oorzaken:
- de achteruitgang van wilde diersoorten leidt tot meer contact tussen wilde diersoorten en mensen (COVID-19, ebola, enz.) ;
- door de klimaatverandering kunnen gastheersoorten naar het noorden migreren waar ze voorheen niet konden overleven (teken, muggen) ;
- de toegenomen internationale handel vergemakkelijkt de verplaatsing van ziekteverwekkers van gebieden waar ze inheems waren naar de rest van de wereld
- intensieve veehouderij bevordert het contact tussen dieren van dezelfde soort, wilde dieren en mensen (bv. koeien en kippen met influenza).
Hoe worden zoönosen overgedragen?
Zoönosen worden op verschillende manieren op mensen overgedragen:
- door direct contact tussen een dier (reservoir van de ziekteverwekker, wild dier of tussengastheer zoals een huisdier) en een mens;
- via het milieu: ofwel via water (leptospirose, darmbacteriën en -virussen, enz.), ofwel via de bodem (tetanus, miltvuur, enz.);
- door de consumptie van besmet voedsel van dierlijke oorsprong of door dierlijke uitwerpselen (salmonella, toxoplasma, parasitaire wormen zoals anisakis, enz.);
- via vectoren zoals muggen, teken of vlooien (ziekte van Lyme of westnijlkoorts).
Om wat voor ziekten gaat het?
De term zoönosen omvat een breed scala aan ziekten die verschillende delen van het lichaam kunnen aantasten:
- het spijsverteringsstelsel: salmonellose, campylobacteriose, enz.;
- de luchtwegen: vogelgriep, SARS, enz.;
- de lever: hepatitis E;
- het zenuwstelsel: hondsdolheid (lyssavirus);
- meerdere organen tegelijk: ziekte van Lyme, ebola.
De ernst van het ziektebeeld bij de mens varieert naargelang van de ziekte, aangezien de verantwoordelijke ziekteverwekker meer of minder virulent kan zijn, en hangt af van de besmette persoon, die meer of minder gevoelig kan zijn voor een pathogeen. Dat geldt voor personen met een kwetsbaar immuunsysteem, zoals immuungecompromitteerde personen, personen die een immunosuppressieve behandeling ondergaan, jonge kinderen, ouderen en zwangere vrouwen.
Wie loopt het meeste risico?
Deze bevolkingsgroepen worden het meest aan zoönosen blootgesteld:
- mensen die werken op markten waar vlees of bijproducten van wilde dieren worden verkocht;
- mensen die in de landbouwsector werken (veehouders, dierenartsen, slachthuismedewerkers);
- dierenverzorgers en laboranten;
- mensen die in contact komen met wilde dieren (jagers, boswachters, rioolwerkers);
- mensen die naar gebieden reizen waar bepaalde zoönosen veel voorkomen.
Behandeling van zoönosen
De behandeling van een zoönose hangt vooral af van de ziekteverwekker.
Mogelijke behandelingen:
- wonden desinfecteren;
- schimmelwerende zalf smeren;
- anti-infectieuze middelen gebruiken;
- een symptomatische behandeling toepassen.
Bij twijfel moet je absoluut een zorgprofessional raadplegen om de juiste diagnose en behandeling te kennen.
Hoe voorkom je een infectie?
Je kan een aantal maatregelen nemen om infecties te voorkomen. Die hangen af van de zoönose waartegen ze gericht zijn. Een goede handhygiëne, vooral na contact met dieren, rauw voedsel, water, uitwerpselen, enz. is essentieel en vermindert het risico op overdracht van veel infecties.
- Epidemiologisch toezicht en snelle melding van gevallen. In België is er een lijst van ziekten die moeten worden gemeld als ze mensen treffen. Wilde en gekweekte dieren worden ook gecontroleerd door de bevoegde overheden (leefmilieu, veiligheid van de voedselketen, landbouw). Dat toezicht is bedoeld om de verspreiding van ziekteverwekkers te voorkomen voordat een epidemie onbeheersbare proporties aanneemt.
- Vaccinatie tegen bepaalde zoönosen (hondsdolheid, seizoensgriep, tetanus, enz.).
- De bevolking ervan bewustmaken dat het bv. belangrijk is om risicovol voedsel goed te verhitten en contact met zieke of dode dieren te vermijden.
- Toezicht houden op de kwaliteit van drinkwater en zwemwater.
- Landbouwhuisdieren opsluiten en slachten: naargelang van het epidemierisico neemt het FAVV maatregelen om te voorkomen dat landbouwhuisdieren in contact komen met zieke wilde dieren.
Vivalis heeft een gids gepubliceerd met hygiëneaanbevelingen voor verschillende situaties.
Hoogpathogene vogelgriep
Raak geen zieke of dode wilde dieren in de openbare ruimte aan en informeer de bevoegde overheden. Neem contact op met het FAVV - Callcenter vogelgriep 0800 99 777 (op werkdagen van 9 tot 12 uur) - Mail: influenza@favv-afsca.be
Meer info?
https://favv-afsca.be/nl/themas/dieren/dierengezondheid/dierziekten/vogelgriep#Maatregele
https://leefmilieu.brussels/burgers/actie-voor-het-leefmilieu/dierenwelzijn-garanderen/vogelgriep-gezondheidsvoorschriften